Gezondheid
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Uitslagen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Laatste update: 25-02-2021
Privacyverklaring AVG mei 2018 NSDTRCN

 |
|
Epilepsie
Meld epilepsie bij uw Toller altijd bij de
rasvereniging en de fokker via het
meldformulier
Epilepsie is het herhaald optreden van toevallen. Meestal komen die
aanvallen met een zekere regelmaat van gemiddeld eens per maand. Treden ze vaker
op, dan zijn medicijnen noodzakelijk.Aanvallen ontstaan doordat er in de
hersenen bepaalde signalen niet worden afgezwakt. In normale gevallen worden in
de hersenen een heleboel signalen ontvangen, verwerkt en verzonden. Het wordt
allemaal automatisch in de juiste banen geleid. Als een hond epilepsie heeft,
worden de signalen niet allemaal op de juiste manier verwerkt. Ze hopen zich als
het ware op en op een bepaald moment komen ze tot een uitbarsting in de vorm van
een aanval. De hond zelf merkt daar in principe weinig van. Er bestaan twee
soorten epilepsie: primaire epilepsie, ook wel idiopatische, genetische of
'echte' epilepsie genoemd en secundaire epilepsie, waarbij een aanwijsbare
oorzaak te vinden is.
Epilepsie bestaat zoals al eerder verteld uit het
herhaaldelijk optreden van aanvallen. Bij honden zijn er drie soorten aanvallen
te onderscheiden:
- Partiële aanvallen, waarbij bepaalde delen van
het lichaam betrokken zijn, zoals bijvoorbeeld stuiptrekken, vlieghappen,
zenuwtrekjes in het gezicht of het trekken met een oor. -
Gegeneraliseerde aanvallen, ook wel grand mal genoemd. Deze aanvallen bestaan
uit twee fasen: de tonic en de clonic fase. De tonic fase is herkenbaar aan het
omvallen van het dier, verlies van bewustzijn, het verstijven van de poten en
krampen van het hele lichaam. Soms stopt ook de ademhaling. Deze fase duurt
gewoonlijk ongeveer 10-30 seconden. De clonic fase bestaat uit het bewegen van
het hele lichaam, waaronder het heftig bewegen van de poten (het zogenaamde
'lopen'). Bij beide fasen kan ook de controle over blaas of darmen wegvallen en
kan er salivatio optreden. In sommige gevallen verschijnt er schuim om de mond. -
Atypische aanvallen, welke niet in te delen vallen bij de vorige twee soorten.
Drie fasen De meeste aanvallen zijn in drie fasen in te
delen: 1. De prodrome is de beginfase voor de werkelijke aanval. Hierin
treedt een bewustzijnsverandering op. De hond is onrustig en vertoont soms
afwijkend gedrag. Het dier kan aanhankelijker worden, of zich juist
terugtrekken. Soms is er een vreemde blik in de ogen te zien. De prodrome kan
enkele minuten tot enkele dagen aanhouden. Enkele seconden tot enkele minuten
voor de feitelijke ictus (zie hieronder) vindt de aura plaats, een kortdurend
vreemd gedrag, of raar kijken van de hond. 2. De ictus is de werkelijke
aanval, waarin dus de tonic en de clonic fase optreden. De hond valt om,
verstijfd gedurende een korte periode (circa 30 seconden), gevolgd door ontspanning,
waarbij krampen en heftige beweging met de poten optreed. De ictus duurt
ongeveer 1-3 minuten. 3. De postictale fase is de periode na de aanval.
De hond komt bij bewustzijn, krabbelt overeind en is meestal een poosje de kluts
kwijt. Sommige honden hebben extreme honger of dorst. Vaak zien ze slecht en
hebben moeite met bewegen. Enkele honden zijn vlak na de aanval overactief en
anderen zijn juist geheel uitgeteld. De post-ictale fase kan enkele minuten tot
enkele dagen duren.
We vertelden bij de uitleg over epilepsie al dat er
twee soorten epilepsie bestaan: primaire en secundaire epilepsie.
Primaire epilepsie Primaire epilepsie wordt ook wel
idiopatische, genetische of 'echte' epilepsie genoemd. Voor dit soort epilepsie
is meestal geen oorzaak te vinden. De diagnose wordt gesteld door alle andere
oorzaken uit te sluiten. Primaire epilepsie ontstaat meestal als de hond een
leeftijd heeft tussen 6 maanden en 5 jaar (met een gemiddelde van 3 jaar).
Door onderzoeken is inmiddels aangetoond dat idiopatische epilepsie een
erfelijke grondslag heeft. Het is dus ook verstandig met honden die epilepsie
hebben niet te fokken. U kunt het beste de fokker (en rasvereniging) van uw hond
inschakelen, aangezien het noodzaak is de lijn waarin de epilepsie voorkomt,
geheel van de fok uit te sluiten.
Secundaire epilepsie
Secundaire epilepsie wordt gekenmerkt door een aanwijsbare oorzaak die voor de
aanvallen te vinden is. Er zijn tal van oorzaken voor secundaire epilepsie,
waarbij het doel van de behandeling is, de oorzaak weg te nemen, wat echter soms
moeilijk is, omdat de oorzaak niet altijd duidelijk is vast te stellen. De
meestvoorkomende oorzaken voor secundaire epilepsie is hepato-encefalopathie en
hersentumoren. Hepato-encefalopathie treedt vaak op bij hele jonge honden (<1
jaar) of oude honden (>6 jaar). Bij jonge honden wordt het vaak veroorzaakt door
een levershunt. Een levershunt is een aangeboren afwijking waarbij bepaalde
bloedvaten niet goed zijn aangelegd. Hierdoor kan de lever gifstoffen niet uit
het bloed zuiveren, waardoor o.a. ammoniak in het bloed achterblijft. Deze
ammoniak kan zorgen voor gedragsveranderingen, agressie en epileptiforme
aanvallen. Bij de oudere hond wordt hepato-encefalopathie vaak veroorzaakt
door acute hepatitis. Hersentumoren zijn er in vele soorten en maten. Vaak
kan alleen middels een hersenscan (CT-scan) worden aangetoond of er sprake is
van zo'n tumor. Over het algemeen komen hersentumoren meer bij de oudere hond
voor, dan bij de jongere en helaas is er in de meeste gevallen weinig aan te
doen als bij een hond een tumor wordt vastgesteld. Secundaire epilepsie komt
meestal tot uiting als de hond jonger is dan 6 maanden, of ouder is dan 5 jaar.
Naast hepato-encefalopathie en tumoren zijn er nog een aantal andere
aandoeningen die epileptiforme aanvallen veroorzaken. We noemen er een aantal
van:
Hypoglycemie, ofwel een te laag bloedsuikergehalte. Dit komt soms
voor bij pups en bij jachthonden (hunting dog hypoglycemic syndrome). Ook bij
een insulinoom wordt dit symptoom gezien. Een insulinoom is een woekering van
kliercelletjes in de alvleesklier. Deze gezwelletjes produceren insuline,
waardoor de hond aanvalsgewijs een veel te laag bloedsuikergehalte heeft.
Doordat de hersenen te weinig voeding krijgen, kunnen er epileptiforme aanvallen
optreden.
Intoxicaties, waarbij vaak acute epileptiforme aanvallen
optreden. In het bloed worden veelal geen afwijkingen aangetroffen. Diagnose is
echter erg moeilijk als er geen duidelijke aanwijzingen zijn.
Meningo-encephalitis (hersenvliesontsteking) is een progressief verlopende
aandoening, waarbij ook epileptiforme aanvallen kunnen optreden. Vooral bij een
infectieuze ontsteking kunnen de aanvallen het enige duidelijke symptoom zijn.
Zoals we al eerder lazen, kent epilepsie een aantal verschillende soorten
aanvallen. We noemden al de partiele aanvallen, de gegeneraliseerde aanvallen en
de atypische aanvallen.
Partiële aanvallen beginnen doorgaans plaatselijk
(lokaal) en komen op die manier ook meestal tot uiting: trillen met een oor of
een poot, of knipperen met een oog. Soms breiden zulke aanvallen zit uit tot een
gegeneraliseerde aanval. Afhankelijk van de plaats (lokalisatie) kan een
partiële aanval zich op verschillende manieren manifesteren. Als voorbeeld
kunnen we noemen de "lobus temporalis" aanvallen (psychomotorische aanval),
waarbij de hond achter zijn staart aanrent of naar denkbeeldige vliegen hapt, en
de Jacksonische epilepsie (epilepsie van Jackson) waarbij de partiële aanval die
bijvoorbeeld in 1 poot begint, zich geleidelijk uitbreid naar een
gegeneraliseerde aanval.
Gegeneraliseerde aanvallen worden ook wel grand
mal genoemd. We schreven al dat zo een aanval uit drie fasen bestaat, waarvan de
tweede fase ook weer uit twee delen bestaat. De aanval begint met de prodrome
en de aura, waarbij de hond zich anders dan normaal gedraagt. Hij vraagt soms
meer aandacht, is heel onrustig, weet niet goed wat hij wil. Vlak voor de aanval
valt dat het meest op; als de hond in de aura zit. Kort daarop begint de tonic
fase van de ictus: de hond valt om, verstijft, er ontstaat opisthotonos en soms
stopt de ademhaling. Deze fase is doorgaans vrij kort: meestal 10-30 seconde en
wordt gevolgd door de clonic fase, waarin de hond met de poten begint te
trappen, soms kauwbewegingen maakt en urine en/of ontlasting laat lopen. De
pupillen kunnen zich verwijden, er kan salivatio optreden en soms gaan alle
haren overeind staan (piloerectio). Deze fase duurt ongeveer 1-2 minuten. De
postictale fase is de afsluiting van de aanval. Soms is de hond meteen weer
normaal, vaker echter is hij onrustig, gedesorienteerd, en loopt zwabberig rond.
Soms treed blindheid op. De verschijnselen kunnen in duur varieren tussen de
enkele minuten en enkele dagen.
De atypische aanvallen spreken voor zich;
dat zijn aanvallen die niet in te delen vallen in de eerder genoemde groepen.
Dit soort aanvallen komen eerder bij mensen voor, dan bij dieren.
Soms
wordt er wel eens gesproken over petit mal (absence) aanvallen. Dit soort
aanvallen zijn ongewoon bij honden, ofwel worden vaak niet waargenomen door de
eigenaar. Aangezien ze bij mensen regelmatig voorkomen, vallen ze dus onder de
groep atypische aanvallen.
Buiten de genoemde soorten aanvallen, zijn er
een tweetal bijzondere vormen van een gegeneraliseerde aanval, waar extra
aandacht aan besteed moet worden:
Clustering Dit is
wanneer een hond meerdere aanvallen op een dag heeft (met een tussentijd die kan
variëren van enkele minuten tot enkele uren), waarvan hij tussentijds voldoende
hersteld, dus waarbij een duidelijk herkenbare postictale fase optreedt. U dient
uw dierenarts hiervan op de hoogte te stellen, aangezien een cluster vaak niet
vanzelf stopt, maar met medicijnen doorbroken moet worden.
Status epilepticus Hierbij is sprake van
een aanval, die langer dan enkele minuten duurt, waarbij de hond niet of
nauwelijks bij bewustzijn komt en er geen duidelijke post-ictale fase optreedt.
Elke aanval wordt gevolgd door een nieuwe, waardoor de aanvallen eindeloos door
kunnen gaan.
Indien u vermoed dat uw hond in een status epilepticus
verkeert, dan dient u met spoed diergeneeskundige hulp in te roepen. Bij niet
tijdig ingrijpen kunnen er complicaties optreden die het leven van uw hond in
gevaar brengen!
Echte symptomen zijn er niet bij idiopatische epilepsie.
Als de hond bij de dierenarts komt, is de aanval vaak allang weer over. Meestal
wordt door de eigenaar beschreven wat er precies gebeurd tijdens een aanval en
moet de dierenarts naar aanleiding daarvan bekijken of het gaat om primaire of
secundaire epilepsie. Een werkelijke diagnose is dus ook moeilijk te stellen.
Idiopatische epilepsie wordt daarom vastgesteld door alle oorzaken voor de
aanvallen uit te sluiten middels gedegen onderzoek.
Wat moet u doen als
uw hond voor het eerst een aanval heeft gehad. Dat kunnen twee dingen zijn: u
wacht af en kijkt of er een tweede aanval volgt, of u gaat langs uw dierenarts.
Meestal zal uw dierenarts ook zeggen nog even af te wachten, maar als u zich er
prettiger bij voelt kunt u uw dierenarts vragen uw hond alvast een
basisonderzoek te geven, dat bestaat uit het beluisteren van hart en longen en
eventueel een kort neurologisch onderzoekje. Als er binnen afzienbare tijd
een tweede aanval volgt, is het verstandig uw dierenarts om een bloedonderzoek
te vragen. Hiermee kunnen de belangrijkste functies als lever, nieren en
schildklier worden onderzocht. Tevens zijn er nog extra onderzoeken in het
profiel opgenomen die bij afwijkingen op bepaalde aandoeningen kunnen wijzen.
Het kan zijn dat er uit deze onderzoeken een uitslag komt. Middels deze uitslag
kan er een behandeling worden ingesteld, die naar alle waarschijnlijkheid de
aanvallen doen verdwijnen. Vaak echter toont het onderzoek geen afwijkingen.
Door te kijken naar bepaalde omstandigheden, zoals soort aanval, leeftijd van de
hond en ras, kan er wel of niet vervolgonderzoek worden aangeraden. Als uw hond
bijvoorbeeld al op leeftijd is, of gedrag vertoont dat niet echt bij epilepsie
past, kan er een scan worden aangeraden. Voldoet uw hond echter aan het
"plaatje" van de doorsnee epilepsiepatient, dan is het belangrijk eventueel een
behandeling in te stellen met anti-epilepsie medicijnen. Daarvoor kunnen de
volgende richtlijnen worden aangehouden:
Uw hond heeft een interictale
periode van meer dan 6 weken (minder dan eens per 6 weken een aanval). In dat
geval is een behandeling met medicijnen niet nodig. Treden er echter vaker dan
eens per 6 weken aanvallen op, dan is het verstandig een therapie in te stellen.
Deze zal voornamelijk bestaan uit behandeling met fenobarbital. Het doel van
deze behandeling is de tijd tussen twee aanvallen te verlengen, de hevigheid van
een aanval te verminderen en het voorkomen van clustering en status epilepticus.
Op bovenstaand traject zijn enkele uitzonderingen: als uw hond direct vanaf
het begin meerdere aanvallen heeft, dient u uw dierenarts te raadplegen. Zoals
al eerder verteld stopt een cluster veelal niet uit zichzelf, waardoor in zulke
gevallen de behandeling beter direct kan worden gestart. Uiteraard is hetzelfde
van toepassing als uw hond in een status epilepticus geraakt: veterinaire hulp
is daarbij van levensbelang!
Aanvullend onderzoek Als
er uit de standaard onderzoeken niets bijzonders komt, maar u hebt toch het
gevoel dat uw hond niet voldoet aan alle "doorsnee" symptomen van primaire
epilepsie, dan kunt u aanvullend onderzoek laten doen. Zulke onderzoeken kunnen
omvatten: een CT-scan, een EEG, een ECG, of een liquorpunctie.
-
Een CT-scan (CT staat voor computertomografie) kan tegenwoordig in de
faculteitskliniek in Utrecht worden gemaakt. Er wordt middels een speciaal soort
scan gekeken of er ruimte innemende processen in de hersenen zitten. Een
negatieve uitslag van zo'n scan wil echter niet zeggen dat er ook daadwerkelijk
geen tumor zit. Soms zijn de tumoren niet te ontdekken. - Een EEG
(electro-encefalogram) is een onderzoek waarbij de electrische aktiviteit van
het hersenweefsel wordt onderzocht. De kennis van deze methode is echter in de
veterinaire wereld nog te beperkt om als een zinvol onderzoek te worden
aangemerkt. - Een ECG (electrocardiogram) is een hartfilmpje waarbij de
electrische aktiviteit van de hartspier wordt gemeten.
Bij een
liquorpunctie wordt wat heldere vloeistof uit bijvoorbeeld het ruggenmerg
gehaald en cytologisch onderzocht. Als er een verhoogd eiwitgehalte wordt
gevonden, kan dit wijzen op tumoren en/of degeneratieve aandoeningen. Als het
cellenaantal is verhoogd, kan dat wijzen op ontstekingen. Ook bij dit onderzoek
wil het niets vinden niet zeggen dat er ook daadwerkelijk niets aan de hand is.
Omdat secundaire epilepsie een veelvoud aan oorzaken en behandelingen kent,
beperken we ons op deze pagina enkel tot de behandeling van primaire epilepsie.
Zodra de vermoedelijke diagnose van primaire epilepsie is gesteld en uw hond
vaker dan eens per 6 weken een aanval heeft, wordt er een behandeling met
medicijnen ingesteld. Vaak zal dit fenobarbital zijn. Al naar gelang het gewicht
van uw hond zal er een dosering worden berekend. Deze dosering is naast het
gewicht geheel afhankelijk van hoe uw hond op deze medicijnen reageert. Sommige
honden hebben meer of minder van de medicijnen nodig dan een andere hond met
hetzelfde gewicht. Het is dus ook belangrijk dat u in de begin periode een goed
contact houdt met uw dierenarts en hem of haar eventuele bijwerkingen meldt.
Naar aanleiding daarvan kan de dosis voor uw hond worden bijgesteld totdat de
juiste dosering is gevonden. Soms gebeurd het dat een hond niet goed op
fenobarbital reageert: hij wordt hyperactief, is helemaal niet zichzelf en de
aanvallen komen heviger terug. Het is dan belangrijk zo snel mogelijk uw
dierenarts in te schakelen, die dan twee dingen kan doen: hij laat de spiegel
van het medicijn in het bloed testen om te kijken of dat misschien te hoog is,
of hij kan andere medicijnen voorschrijven. Vaak is het echter zo dat zulke
honden de juiste spiegel in het bloed hebben, maar ondanks dat niet reageren op
de medicijnen, waardoor uiteindelijk toch voor een andere therapie wordt
gekozen.
Zo'n andere therapie kan bestaan uit een van de volgende
medicijnen: - Primidon - Epitard - Kaliumbromide
- Valium - Overige middelen
Primidon
(Mysoline) wordt in de lever omgezet tot fenobarbital, waarbij als reststof
phenylethylmalonzuur (PEMA) overblijft. Deze reststof kan bij langer gebruik
ernstige leverproblemen veroorzaken. Primidon wordt daarom ook alleen bij
uiterste noodzaak gebruikt. Mocht uw dierenarts deze medicijnen voorschrijven,
vraag hem dan in plaats van primidon fenobarbital voor te schrijven.
Epitard (slow-release fenytoïne) is een medicijn dat ontwikkeld
is voor honden die niet goed op de gebruikelijke therapie van fenobarbital
reageren. Het vertoont minder bijwerkingen dan fenobarbital.
Kaliumbromide (KBr) werd vroeger veelvuldig gebruikt en is
waarschijnlijk het oudste anti-epileticum dat er bestaat. Dit medicijn heeft als
nadeel een lang halfwaardetijd en heeft verscheidene bijwerkingen als
duizeligheid, sedatie, emotionele stoornissen, constipatie en braken. Daardoor
is het wat in onbruik geraakt toen fenobarbital op de markt kwam. Echter neemt
het gebruik van dit middel de laatste tijd weer toe.
Valium
(diazepam) is niet echt een anti-epilepticum. Het medicijn breekt een aanval af,
maar voorkomt geen nieuwe. Daarom wordt Valium veelvuldig ingezet ter
doorbreking van clusters (zie bij de behandeling
van status epilepticus.
De overige medicijnen bestaan hoofdzakelijk uit
humane producten (valproïnezuur, carbamazepine, paramethadione,
diphenylhydantoine) die bij de hond weinig tot niet effectief zijn wegens een te
snelle halfwaardetijd.
Wat te doen als...
... mijn hond een aanval heeft. Blijf rustig en doe zo
weinig mogelijk. U kunt de aanval toch niet meer stoppen. Probeer niet tijdens
een aanval medicijnen toe te dienen; dit is zinloos en gevaarlijk. Verwijder
andere honden uit de kamer of hou ze uit de buurt. Praat zachtjes tegen uw hond.
Probeer niet het hoofd vast te houden; uw hond maakt onwillekeurige bewegingen
en kan middels het klappen van de kaken een beet veroorzaken. Dit is ook de
reden dat u NIET de bek vast moet houden of een "bekbandje" moet aanleggen,
zoals door ondeskundige nog wel eens wordt aangeraden om een tongbeet te
voorkomen. Een tongbeet komt echter zelden voor en het dichtbinden van de bek is
derhalve enkel een onnodige belasting voor uw hond. Zorg ervoor dat uw hond zich
niet kan bezeren aan meubilair of scherpe voorwerpen.
... de
voorgeschreven medicijnen niet (goed) werken. U kunt overwegen het
medicijn meerdere keren per dag te geven. Dus in plaats van twee keer daags drie
keer daags. Zorg er wel voor dat de totale hoeveelheid medicijn gelijk blijft.
Probeer ook de giften zo gelijk mogelijk over de dag te verdelen: twee maal
daags betekend dus elke 12 uur en drie maal daags betekend elke 8 uur. Mocht
deze wijziging ook niet effectief zijn, overleg dan met uw dierenarts om de
spiegel te bepalen en/of eventueel een ander medicijn te proberen.
... mijn hond geopereerd moet worden. Vertel uw dierenarts
dat uw hond epilepsie heeft en eventueel medicijnen krijgt. De toediening van de
medicijnen mag niet gestaakt worden. Ook bij het nuchter blijven moet uw hond de
medicijnen krijgen toegediend. Vraag uw dierenarts rekening te houden met de
narcose; een aantal anesthetica kan aanvallen opwekken.
... mijn
hond zijn medicijnen uitbraakt. Als uw hond kort na het toedienen
de medicijnen uitbraakt en u ziet dat de tabletten nog vrijwel intact zijn, dan
kunt u een nieuwe dosis toedienen. Zit er echter een (korte) periode tussen het
toedienen en het uitbraken, en ziet u de tabletten niet (meer), dan is het
verstandig de helft van de normale dosis toe te dienen, om te voorkomen dat de
spiegel te ver daalt. Op het eerstvolgende toedientijdstip geeft u dan weer de
volledige dosis.
... de aanvallen niet stoppen. Schakel direct diergeneeskundige hulp in! Uw hond kan in een status epilepticus
verkeren en niet tijdig ingrijpen kan het leven van uw hond in gevaar brengen!
Veel gestelde vragen
Kan mijn hond dood gaan aan epilepsie? Nee, uw hond
kan niet doodgaan aan epilepsie. Wel is het mogelijk dat uw hond door
niet-tijdig ingrijpen aan complicaties overlijdt. Meestal is dat oververhitting
bij een status epilepticus, waardoor de temperatuur van uw hond dusdanig oploopt
dat alle lichaamsfuncties in gevaar komen en uiteindelijk niet goed meer werken.
Als uw hond dus ook meer dan 1 aanval in de 24 uur heeft, schakel dan uw
dierenarts in.
Mijn pup van 3 maanden heeft een aanval gehad en mijn
dierenarts heeft hem medicijnen gegeven (fenobarbital). Is dat wel goed?
Als uw
hondje slechts 1 aanval heeft gehad is het zeer onverstandig nu al met
medicijnen te starten. Veel beter is het om uw hondje goed te laten onderzoeken,
omdat hij eigenlijk te jong is om al epilepsie te ontwikkelen. Als de aanvallen
later toch opnieuw verschijnen en er geen oorzaak gevonden wordt, is het vroeg
genoeg om met medicijnen te beginnen.
Ondanks de medicijnen krijgt mijn
hond nog steeds aanvallen, die steeds sneller op elkaar volgen. Hoe kan dat?
Het
kan zijn dat de dosis voor uw hond te laag ligt. U kunt dit door uw dierenarts
laten controleren door de spiegel van het medicijnen te laten testen. Naar
aanleiding van de uitkomst kan dan de dosis al dan niet worden aangepast. Soms
gebeurd het ook wel dat een hond slecht op bepaalde medicijnen reageert. Het
beste is dan om over te stappen op een ander medicijn. Voor honden bestaat naast
fenobarbital ook Epitard (fenytoine), dat gebruikt kan worden als hij niet goed
reageert op de standaard behandeling. Ook is in Nederland het medicijn
kaliumbromide (KBr) weer in opkomst: dit kan gebruikt worden als enkelvoudig
medicijn, maar vaker nog wordt het als aanvulling toegevoegd aan fenobarbital.
Het is verstandig kaliumbromide als laatste redmiddel te gebruiken, aangezien
dit medicijn ook gegeven kan worden als er leverbeschadiging is opgetreden door
fenobarbital
Mijn hond van een jaar oud gedraagt zich af en toe heel
raar. Zij heeft al een paar keer een toeval gehad, maar tussendoor lijkt ze wel
agressief te worden. Hoort dat ook bij epilepsie? Agressie is geen normaal
symptoom bij epilepsie. Aangezien uw hondje nog niet zo oud is, zou er sprake
kunnen zijn van een levershunt, een aangeboren afwijking waarbij een bepaald
bloedvat bij de lever niet goed loopt. Uw dierenarts kan testen of hier sprake
van is middels een ammoniak-tolerantie test. Indien een shunt wordt aangetoond,
dan is een operatie mogelijk.
Wijzig nooit zomaar de medicatie van uw
hond! Het wijzigen, vergeten, uitbraken of stoppen van de medicijnen kunnen
aanvallen veroorzaken en soms zelf leiden tot een status epilepticus! Raadpleeg
bij elke verandering uw dierenarts.
Meldt uw dierenarts altijd dat uw
hond epilepsie heeft en welke medicijnen hij gebruikt. Sommige behandelingen
en/of medicijnen kunnen al dan niet in combinatie met anti-epilepsiemedicijnen
aanvallen in de hand werken.
Pas op met vaccinaties! Deze kunnen
epileptiforme aanvallen opwekken. Overleg met uw dierenarts voor een aangepast
schema.
Geef geen voeding met chemische anti-oxidanten. De stoffen BHA,
BHT en ethoxiquin zijn belangrijke opwekkers van aanvallen. Beter is het om
voeding te geven die geen onnodige toevoegingen bevat, zoals versvleesvoedingen
(zie Barf pagina) Honden met epilepsie kunnen vrij gevoelig zijn voor
toevoegingen in hun voeding. Buiten het feit dat dit voor alle honden niet goed
is, geldt dat voor epileptische honden in het bijzonder.De huidige
voedingsindustrie bestaat grotendeels uit brokvoeding, waaraan de nodige
middelen zijn toegevoegd die voor de doorsnee hond, laat staan een epileptische
hond, niet echt gezond zijn. Buiten de toevoegingen bestaat brokvoeding
voornamelijk uit verhitte bestanddelen. Deze verhitting zorgt ervoor dat o.a. de
eiwitten in de voeding van structuur veranderen, en waarop het lichaam van de
hond een allergische reactie kan vertonen in de vorm van jeuk, uitslag of
gedragsproblemen. De vraag is dus wat er dan gegeven kan worden. Sinds enkele
jaren zijn er diverse rauwe vleesvoedingen op de markt, zonder enige
toevoegingen. Ook voor de epileptische hond is zulke voeding ideaal, aangezien
er geen conserveringsmiddelen en/of antioxidanten inzit die aanvallen kunnen
veroorzaken.
Naast de versvleesvoedingen bestaat er ook de mogelijkheid zelf
het dieet voor uw hond samen te stellen. Uit diverse experimenten blijkt dat
epileptische honden in vele gevallen minder aanvallen krijgen als zij een
natuurlijke vleesvoeding krijgen. Soms zelfs blijven de aanvallen helemaal weg.
Natuurlijk kunt u niet zomaar wat vlees bij de slager vandaan in de bak van
uw hond stoppen; u dient zich eerst goed te orienteren wat allemaal wel en
allemaal niet kan. Voor deze informatie verwijzen wij u naar Barfplaats op
internet, waar gedegen kennis omtrent het voeren en samenstellen van
vleesmaaltijden bij elkaar gevoegd is.
Shampoos, anti-vlomiddelen en
bestrijdingsmiddelen kunnen aanvallen opwekken. Vermijd ze zo veel mogelijk.
Als uw hond meer aanvallen krijgt gedurende de loopsheid, zou het een optie
zijn uw hond te laten castreren. Overleg met uw dierenarts of dit raadzaam is.
Tips: - Hou vanaf het begin een logboekje bij. Dit is handig bij het instellen en
eventueel aanpassen van de behandeling van uw hond. - Maak van de aanval een
filmpje met je mobiel of laat dat maken. Dat helpt de dierenarts bij het stellen
van een diagnose. - Meld epilepsie altijd bij de
rasvereniging en de fokker via het
meldformulier
|